“In a word, we live from birth to death in a world of persons and things which in large measure is what it is because of what has been done and transmitted from previous human activities. When this fact is ignored, experience is treated as if it were something which goes on exclusively inside an individual’s body and mind.”
John Dewey, Experience & Education, p 39, New York, Collier Books, 1963 (The Kappa Delta Pi Lecture Series, 1938)
Dewey beschrijft hier hoe mensen opgroeien in een culturele leefwereld die hen verbindt met vorige generaties. Dat is één aspect van het relationele dat zo typisch is voor mensen: of we het willen of niet, we zijn als mens van meet af aan verbonden met de wereld om ons heen.
Soms kom ik tijdens het lezen een zin tegen die me treft. Die deel ik graag, zonder al te veel verdere uitleg of interpretatie. Dat ik een citaat deel, wil niet altijd zeggen dat ik het er mee eens ben. Wel dat het me te denken gaf. Misschien geeft het jou ook even zin om na te denken? Laat me gerust weten wat bovenstaand citaat bij je oproept!
Velen beroepen zich m.i. totaal ten onrechte op Dewey als inspiratiebron voor burgerschapsvorming en democratisch onderwijs: onderwijs in dienst van nieuwe, een ‘collectivistische’ sociale orde
Prof. Diane Ravitch, prof. historische pedagogiek, over social reconstruction movement van John Dewey en Co en sympathie voor Rusland (in: “Left Back. A century of failed school reforms” Simon & Schuster, New York, 2000.)
De namen van de reformpedagogen Dewey en Kilpatrick zijn ook verbonden met de social reconstruction movement die in de jaren twintig en dertig veel aanhang vond in progressieve Amerikaanse kringen.
Het gaat hier om een aantal onderwijskundigen die vonden dat wellicht de belangrijkste taak van het onderwijs bestond in het realiseren van een ideaal maatschappijmodel via het onderwijs, via een participatiepedagogiek. Voor Dewey was progressief en participatief onderwijs de noodzakelijke eerste stap op weg naar ‘a brave new world’.
Pas als men de psyche en de morele ingesteldheid van de kinderen veranderd had door een totaal nieuw onderwijs, kon men een nieuw sociaal, economisch en politiek systeem realiseren. De methoden en doelstellingen moesten worden afgeleid uit een analyse van de noden van de maatschappij en aldus moesten de leerlingen voorbereid worden op hun rol in de maatschappij.
Dewey beschouwde de school dus als de belangrijkste hefboom bij de sociale reconstructie van de maatschappij. Dewey, Kilpatrick en andere kopstukken van de Columbia-universiteit kwamen in die tijd onder de indruk van het onderwijssysteem in Rusland en zagen de Sovjet-Unie en het Russisch onderwijssysteem als het lichtend voorbeeld.
Volgens Dewey en co stond het onderwijs in Rusland rechtstreeks in dienst van de verbetering en opbouw van de maatschappij. De Russische onderwijsmensen hadden h.i. ontdekt ’that school and society must work together to foster a collective ideology’ en het Russisch onderwijs was uitgegroeid tot ‘an arm of the state, sharing its purposes and carrying out its aims’.
Het socialisme kon volgens Dewey beter bereikt worden via het onderwijs dan via de politieke weg. Ook een groep medewerkers van de Columbia-universiteit onder leiding van Kilpatrick en Dewey bezocht op het einde van de jaren twintig de Sovjet-Unie en sprak zich heel lovend uit over het onderwijssysteem aldaar. In een publicatie van 1928 schreef Dewey enkel lovende woorden over de Sovjet-revolutie. Zo drukte hij ook zijn waardering uit voor de pogingen van de Russische leiders om de traditionele familie te ontmantelen en voor hun onderwijs waarin de leerkrachten de leerlingen engageerden “in socially useful projects, working on problems of sanitation and hygiene, assisting in the campaign against illiteracy, engaging in communist propaganda and helping in economic development activities” (p. 207).
We lezen verder dat Counts, een ander lid van de Kilpatrick-discussiegroep, in zijn boek “The soviet Challenge to America (1931) “insisted that J. Stalin was not a dictator; he believed that the ‘Party line’ emerged from the deliberations of many of thousands of small units of the Party” (p. 213).Counts en zijn collega’s stichten ook het tijdschrift ‘The Social Frontier” waarin gepleit werd voor onderwijs dat in dienst stond van het realiseren van een nieuwe, een ‘collectivistische’ sociale orde.
In 1933 verscheen in ‘The Educational Frontier’, het credo van deze beweging: het competitieve individualisme had gefaald en moest vervangen worden door collectivisme en coöperatie, alle competitie moest uit de school gebannen worden, leerkrachtgestuurd onderwijs was autoritair en fascistisch en de leerkrachten moesten de leerlingen collectief leren denken.
De leerlingen moesten ‘participate in the work, play, and social life of community’.
De reeducating society-movement wilde de school omturnen tot een soort gemeenschapscentrum dat de leerlingen zou voorbereiden op een leven van arbeid en collectief samenwerken. Kindgericht onderwijs was een middel om een collectieve sociale orde te introduceren in de geest en het hart van de Amerikanen.
De ‘Social Frontier’-groep kreeg als kritiek dat ze de school wilde gebruiken als een propaganda- en indoctrinatie-instrument voor de collectivistische doctrine (p. 233).
Pas als in het midden van de jaren dertig overal duidelijk wordt dat de repressie in Rusland heel groot was, stopten Dewey, Kilpatrick met hun loftuitingen aan het adres van de Sovjetunie (p. 236). Naar verluidt was dit ook een gevolg van het feit dat de Russen afstand van projectonderwijs à la Dewey, van zijn globale leesmethodiek e.d. waarvoor ze vroeger zoveel interesse toonden. Andere auteurs hebben er op gewezen dat binnen de Amerikaanse onderwijskunde de ideeën van de ‘reeducating society movement’ sterk aanwezig gebleven zijn en ook in de jaren zestig-zeventig veel invloed hadden.
In ‘The crisis in education’ reageerde precies ook Hannah Arendt in 1954 op de grote invloed van Dewey en co die leidde tot een ontscholing van het onderwijs en niveaudaling, en waarbij de school ook fungeerde als een indoctrinatie-instrument voor de collectivistische doctrine. Ik begrijp dan ook niet dat zoveel hedendaagse pedagogen zo dwepen met Dewey, denk maar aan Biesta, Berding en dat ook in de context van burgerschapsvorming.Dat de ‘oude Dewey’ eindelijk midden de jaren dertig wat afstand nam van Rusland en van zijn naïeve reformpedagogische visie van weleer doet niets af van de ideeën die hij destijds verkondigde en die veel invloed hadden in de VS. Zijn afstand nemen van R. was mede een gevolg van het feit dat men ook in R. afstand nam van zijn projectonderwijs en reformpedagogiek.
Je plaatst hier dezelfde (lange) monoloog als je al op je eigen site en diverse malen via Twitter plaatste. Iets 100-maal herhalen maakt het nog niet meer waar. In een Amerikaanse context is Dewey inderdaad eerder politiek links te noemen. Maar of zijn visie op pedagogie tot een collectivistische mentaliteit bij leerlingen leidt, durf ik toch te betwijfelen. Het is een misvatting die bijvoorbeeld ook ten aanzien van Paolo Freire wel eens opduikt. Hij was, denk ik, linkser dan Dewey. Maar zijn “Pedagogy of the Oppressed” brengt geen collectief denken tot stand, maar juist een kritisch denken dat door dialoog en debat wordt gevoed. Dat is ook bij Dewey het geval, als je kijkt naar wat hij schrijft over het belang van vrijheid, van ervaringen opdoen en daarop kunnen reflecteren, enz. Dat wil niet zeggen dat Dewey’s werk kritiekloos te aanvaarden is als dé bron voor onderwijs en burgerschapseducatie, zeker niet. Maar hem simpelweg wegzetten als een links ideoloog is volgens mij te kort door de bocht.