In de vorige twee posts over de verhouding tussen wetenschap en religie legde ik vooral de focus op wat de wetenschap ons vertelt over het ontstaan en de structuur van het universum. In deze post kijk ik naar een aantal aspecten van wat we in de Bijbel kunnen lezen over de schepping. De insteek is bescheiden: verwacht hier geen volledige exegetische analyse. Het zijn enkele notities, zaken die mij in mijn zoektocht als gelovige, theoloog en onderwijzer hebben geïnspireerd.
Als je in “De slimste mens” zou vragen: “Wat weet je over schepping?”, dan krijg je waarschijnlijk ongeveer volgende reeks te horen: “Adam en Eva, 7 dagen, slang, appel, eerste verhaal in de Bijbel, …”. Die appel en slang komen eigenlijk pas later op de proppen, maar in een tv-kwis rekenen we dat goed 😉 Geneis 1 is zeker niet de enige plaats in de Bijbel waar over God als schepper wordt gesproken. Maar net zoals de 4 types van Barbour het voordeel van de helderheid hebben, is ook de structuur van het eerste scheppingsverhaal uit de Bijbel didactisch bijzonder goed opgebouwd. Dat kan je zien in onderstaand filmpje.
Orde in de schepping
Ik haal hieronder enkele zaken naar voor. Meer informatie vind je o.a. in de bijbelfiche op Thomas, waarop ik me voor dit deel van de blogpost baseerde.
Het verhaal heeft een heel heldere structuur. Je kan de tekst beschouwen als een lied of een gedicht, waarbij elke strofe één scheppingsdag behandelt. Gen. 1, 1-2 vormen de inleiding, Gen 1,3-31 beschrijven de zes scheppingsdagen, in Gen 2, 1-4 neemt God rust. Alles krijgt zijn plaats in dit scheppingsverhaal. De schepping van de wereld is een kwestie van orde scheppen. Het universum wordt als het ware bewoonbaar gemaakt. Ongeveer zoals de kamer van een tiener op tijd en stond weer bewoonbaar wordt gemaakt door het herstellen van de orde…
De tekst bevat nog interessante aanwijzingen voor wat schepping vanuit bijbels perspectief betekent. Zo zien exegeten in de vermelding van de “sterke wind” die “over de wateren” waait een verwijzing naar het Babylonische scheppingsverhaal, “Enuma Elisj”. Daarin wordt de schepping beschreven als een gevecht met de chaos, tussen godheden Marduk en Tiamat.
De verwijzing naar die tekst in Genesis is er één om meteen duidelijk te maken waarin het verschil zit. In het bijbelverhaal is namelijk geen sprake van strijd, van bedreiging door chaos. In zekere zin is het helemaal geen spannend verhaal. Planmatig, ordelijk gaat God te werk, met op dag 1 de schepping van licht, op dag 2 de scheiding tussen water en lucht, op dag 3 de schepping van het droge land en van de gewassen op het land, op dag 4 de schepping van de hemellichten, op dag 5 de schepping van vissen en vogels (dieren in de zee en in de lucht), op dag 6 de schepping van landdieren en de mens en op dag 7 tevreden rust. Zoals ik net opmerkte: het bijbelverhaal verwijst naar een orde, Gods orde, die in de wereld zichtbaar is.
Bernard Sesboüé legt in zijn boek ‘Ik geloof’ op basis van dit verschil tussen beide scheppingsverhalen – het ene over een gevecht tussen orde en chaos, het andere over een rustige tuinman die de borders in de tuin aanlegt en dan de schoffel doorgeeft aan de leerjongen – uit dat christenen geloven dat àlles van God afkomstig is. Er is geen ‘tegengod’, geen god van het kwaad. En de schepping is ook geen uitvloeisel van eerder kwaad, maar is door en door ‘goed’ bedoeld.
De heldere structuur van dit verhaal wordt versterkt doordat begin en einde van elke dag duidelijk worden aangegeven met de terugkerende formules “Het werd avond en het werd ochtend” en “En God zag dat het goed was.” Dat geeft het verhaal een sterk poëtisch karakter, zelfs het karakter van een geloofsbelijdenis. De formule “God zag dat alles goed was” heeft te maken met de gehoorzaamheid van de geschapen dingen aan God. Ze drukt ook uit dat alles goed is, zowel in wezen als naar Gods bedoeling. Mensen zijn deelnemer aan Gods gelijkenis in de zin dat zij bestuurders van de wereld zijn. De wereld moeten we dan zien als een gemeenschap van mensen die vruchtbaar zijn, gehoorzaam en in vrede leven met andere schepsels. Alles wordt aan de mens geschonken, de schepping is gave en opgave voor de mens.
Schepping: meer dan Genesis 1
Wie ook maar een beetje bijbelvast is, weet alvast dat er twee scheppingsverhalen in de bijbel staan. Dus als ik zeg dat in de Bijbel meer te lezen valt over schepping dan wat in Genesis 1 staat, trap ik een wijd-open deur in. Ook in andere bijbelboeken, zoals de Psalmen, Wijsheid, Job en de evangelies kunnen we sporen vinden van scheppingsgeloof. En omgekeerd, leert het Internationaal Bijbelcommentaar ons, gaat het in Genesis om meer dan wat we ons bij scheppingsverhalen intuïtief voor de geest halen. Het Bijbel-commentaar haalt tien thema’s uit het bijbelboek Genesis naar voor:
1. De schepping is door God bedoeld en bevolen, zij is goed (Gen.1)
2. De mens is geschapen naar het beeld van God en is zijn dienaar (Gen. 2,15-17).
3. God heeft de mensheid gezegend.
4. Zonde is zich afwenden van God.
5. God straft niet alleen, hij vergeeft ook (verzoening Jacob-Esau).
6. Israël is speciaal door God uitverkoren.
7. Het gaat om belofte (de zegen van Isaac voor Jacob, de belofte van Jacob).
8. God kan met een kromme stok een rechte slag slaan (bedrog Jacob-Esau).
9. Genesis is een geloofsverhaal (het vertrouwen van Abraham in God).
10. De verhalen maken duidelijk dat het belangrijk is God te aanbidden en wat dat aanbidden inhoudt (verwijzing naar de sabbat in Gen. 2, 1-3).
Dat scheppingsgeloof niet alleen met het ontstaan van het universum op zich te maken heeft maar ook met de geschiedenis erna, doet op het eerste zicht misschien denken aan wat ik in vorige blogposts over ‘big history’ zei. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat wat we in de Bijbel lezen een soort ‘big history’ avant la lettre is. De geschiedenis van de mens wordt immers in een ganse kosmologie geplaatst. Vooraleer we bij de geschiedenis van Abraham en de aartsvaders belanden, kijken we eerst naar het ontstaan van zowel de menselijke soort waar Abraham toe behoort, als naar het ontstaan van de ezel waarop hij zijn thuisstad verlaat om op weg te gaan naar Kanaän, als naar het ontstaan van het gras dat die ezel eet. Maar als we de bijbelverhalen zo bekijken, dan maken we de vergissing om ze als een natuurwetenschappelijke beschrijving van de werkelijkheid te lezen, niet als geloofsverhalen.
Als geloofsverhalen geven de bijbelse teksten die iets over schepping zeggen, zoals de verhalen in Genesis, wel iets belangrijk mee doordat ze niet ophouden wanneer het ontstaan van het universum is afgerond. Door verder te gaan na ‘de zevende dag’ wordt duidelijk dat schepping een proces is, een geschiedenis. Het is een geschiedenis waarin God en schepping op elkaar betrokken blijven.
Psalm 104 maakt dat heel mooi duidelijk, door de scheppingsactiviteit van God in de tegenwoordige tijd te beschrijven:
U leidt het water van de bronnen door beken,
tussen de bergen beweegt het zich voort.
Het drenkt alles wat leeft in het veld,
de wilde ezels lessen er hun dorst.
Daarboven wonen de vogels van de hemel,
uit het dichte groen klinkt hun gezang.
U bevloeit de bergen vanuit uw hoge zalen,
de aarde wordt verzadigd en vruchtbaar:
gras laat u groeien voor het vee
en gewassen die de mens moet verbouwen. (Vers 10-14)
Of nog, naar het einde van de Psalm toe, waarbij ik vooral vers 30 prachtig vind:
En allen zien ernaar uit
dat u brood geeft, op de juiste tijd.
Geeft u het, dan doen zij zich te goed,
opent zich uw hand, dan worden zij verzadigd.
Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst,
ontneem hun de adem en het is met hen gedaan,
dan keren zij terug tot het stof dat zij waren.
Zend uw adem en zij worden geschapen,
zo geeft u de aarde een nieuw gelaat. (Vers 27-30)
Scheppingsverhalen: hedendaagse verhalen?
Er is nog veel meer te zeggen over de Bijbelse teksten waarin over schepping wordt gesproken. Door deze paar notities mee te geven, hoop ik al wel te laten zien hoe mooi deze verhalen zijn, hoe ze hun betekenis niet meteen prijsgeven, hoe ze ons een bepaalde kijk op de werkelijkheid suggereren,… Maar tegelijk wil ik hiermee ook een aantal vragen oproepen.
Want wat betekent het om te zeggen dat schepping gewild en goed is, wanneer wetenschappelijke verklaringen geen ruimte laten om een bedoeling te zien in het bestaan van het universum? Heeft het nog zin om de orde, de patronen en regelmatigheden die we menen te zien in de natuurlijke werkelijkheid te verbinden met Gods schepping? Want we zien immers dat de wetenschap die orde, patronen en regelmatigheden ofwel tegenspreekt ofwel er een kwestie van oorzakelijke verbanden en niet van ultieme betekenis in ziet.
Wat betekent het om te zeggen dat de mens naar Gods beeld geschapen is? Hoe rijmen we dat met het gegeven dat we als soort genetisch gezien verwant zijn aan andere soorten? Welke plaats in de schepping heeft de mens? Kunnen we nog spreken over de mens als ‘beheerder van de kosmos’ wanneer we in het verhaal van ‘big history’ zien dat de mens niet op de zesde dag, maar om enkele seconden voor middernacht op het toneel verschijnt?

Wat betekent het om te zeggen dat de scheppingsverhalen in de Bijbel geloofsverhalen zijn? Vermindert dat de betekenis van wat we in de Bijbel lezen, van wat we in de christelijke geloofstraditie ontdekken?
Ik hoop enkele van deze vragen in volgende blogposts verder uit te diepen.
Dankjewel Tom voor je analyse !
(en het mooie filmpje kan ik straks of later ook plaatsen in een online contact met mijn leerlingen … nice 🙂